Motoriek betekent hoe een kind zich beweegt. Hoe ontwikkelt de motoriek bij een kind? En hoe help je je kind met handig en goed bewegen?
Grove motoriek en fijne motoriek
Grove motoriek gaat over grote bewegingen die je met je lichaam te maken. Bijvoorbeeld rennen, springen, klimmen, fietsen of een bal gooien. Voor dit soort bewegingen gebruik je je armen, benen en romp.
Fijne motoriek gaat over kleine bewegingen. Bijvoorbeeld van de handen en vingers. Je kind oefent dat op allerlei manieren: door knutselen, met bestek eten, veters strikken, een instrument bespelen, tekenen en schrijven.
Heeft je kind een minder goede fijne motoriek? Dan kan dat lastig zijn. Kleine bewegingen gebruik je bij van alles. Bijvoorbeeld bij tekenen, kleuren, schrijven, knutselen, aan- en uitkleden, met mes en vork eten, tandenpoetsen en het spelen met kleinere materialen zoals lego of strijkkralen.
Hoe ontwikkelt motoriek zich bij een kind?
De motoriek van je kind blijft zich ontwikkelen. Kinderen leren steeds beter bewegen:
- In hun vijfde jaar gaan ze meestal hinkelen en fietsen;
- Het jaar daarna leren ze steeds beter één hand te bewegen, zonder dat de andere hetzelfde doet. Dat is handig bij het leren schrijven;
- Ook leert je kind zwemmen en typen;
- De bewegingen worden steeds fijner en preciezer.
Het tempo waarin kinderen leren bewegen is voor ieder kind anders. Sommige kinderen zijn sneller en handiger dan anderen.
Als de motoriek van je kind minder goed is
Is de motoriek van je kind niet helemaal soepel? Dan kan dat lastig zijn. Kinderen kunnen bijvoorbeeld moeite hebben met fietsen, gym, zwemmen, hardlopen, klimmen, voetbal en andere balspelletjes. Activiteiten die ze moeilijk vinden, vinden kinderen meestal niet zo leuk. Ze proberen zo’n activiteit dan niet te doen. Als iets steeds niet lukt, is dat ook niet goed voor het zelfvertrouwen van je kind.
Een voorbeeld:
- een kind dat moeite heeft met leren fietsen, vindt fietsen waarschijnlijk ook niet zo leuk;
- zo’n kind probeert vaak te voorkomen dat hij of zij moet fietsen;
- zo wordt het leren fietsen ook niet geoefend;
- en duurt het nog langer voordat je kind het leert.
Als leeftijdsgenoten al wel kunnen fietsen en jouw kind lukt het nog niet, kan je kind minder vertrouwen in zichzelf krijgen. Lees tips om je kind te helpen met zelfvertrouwen.
Hoe help je je kind bij de motoriek? Tips
Je kund je kind wat ‘handiger’ maken door met hem of haar te spelen.
Spelletjes en activiteiten voor de grove motoriek:
- Balspelen zoals overgooien, voetballen, trefbal, basketbal;
- Fietsen. Zorg ervoor dat de fiets niet te groot is;
- Steppen, skelteren;
- Hinkelspelletjes;
- Klimmen op het klimrek in de speeltuin, schommelen;
- Zwemmen;
- Rolschaatsen, skaten, schaatsen;
- Skippybal;
- Touwtje springen;
- Trampoline springen;
- Spelletjes zoals sjoelen, ringwerpspel, kegels omgooien, pijltjes werpen, tafelvoetbal, Twister, croquet, jeu de boules;
- Tennis, badminton, tafeltennis;
- Samen springen, hardlopen, huppelen, op één been staan;
- Balanceren door op een streep, een stoeprand, een laag hekje, een zandbakrand of een evenwichtsbalk in de speeltuin te lopen;
- Kopjeduikelen.
Begin met activiteiten die je kind al redelijk goed kan. Als je kind eraan toe is, kies je activiteiten die wat moeilijker zijn. Bijvoorbeeld eerst oefenen met balanceren en dan pas met fietsen zonder steun. Geef veel complimenten. Reageer niet boos of geïrriteerd als iets nog niet goed lukt. Herhaal vaak. Zo kan je kind het spel of de activiteit steeds beter. Kies activiteiten die je kind leuk vindt en doe ze samen. Dat is gezellig en je kind kan bij jou kijken hoe iets moet.
Lees ook tips voor een betere fijne motoriek.
Hulp nodig bij de motoriek?
Loopt je kind wat achter met zijn of haar motoriek? Vraag advies aan de Jeugdgezondheidszorg. De jeugdarts kan je doorverwijzen naar iemand die veel weet van motoriek bij kinderen. Bijvoorbeeld een kinderfysiotherapeut, ergotherapeut of kinderoefentherapeut.